1 september 2020

Overlevingsstrategieën van planten

Als de zomer voorbij is begint de natuur zich klaar te maken voor de winter. De dagen worden korter, de zon schijnt minder en de temperaturen buiten worden lager. Voor planten is daarmee hun groeiseizoen voorbij. Doordat er minder zonlicht is kunnen ze minder goed groeien, en door de lagere temperaturen werken ook hun wortels minder goed, zodat ze minder goed water en voedingsstoffen kunnen opnemen. Planten hebben daarom in de loop der tijd allerlei strategieën ontwikkeld om daar mee om te gaan.

Eénjarigen

Het allergemakkelijkst is het om als plant aan het eind van de zomer gewoon maar dood te gaan. Dat soort planten noemen we éénjarigen: planten die in één seizoen kiemen, opgroeien, bloeien, zaadjes verspreiden en weer afsterven. Heel veel akkerkruiden en bermplanten gebruiken die strategie.

Een voorbeeld dat iedereen wel kent is de klaproos. Waar in de zomer de vrolijke rode bloemetjes hebben gestaan, staan tegen de herfst alleen maar wat dorre stengeltjes met een zaaddoosje. Zo’n zaaddoosje werkt als een zoutvaatje: als je er tegen tikt of mee schudt, strooien de zaadjes in het rond. In de grond wachten ze de winter af om in het volgende voorjaar te kiemen.

Tweejarigen

Sommige planten krijgen het in één groeiseizoen niet voor elkaar om groot genoeg te worden. Die kiezen voor een andere strategie: in het eerste jaar ontkiemen ze, maar ze bloeien nog niet. Ze verzamelen al hun kracht in een wortelrozet van bladeren, vlak bij de grond. Zo overleven ze de donkere winterperiode, soms zelfs onder de sneeuw. In het tweede jaar hebben ze dan al een flinke voorsprong en kunnen snel heel groot worden om te bloeien en zaadjes te maken.

Een bekend voorbeeld is het vingerhoedskruid, dat in de vroege zomer al een tros bloemen heeft van meer dan een meter hoog.

Meerjarigen

Meerjarige planten overwinteren als geheel. Het worden ook wel overblijvende planten of vaste planten genoemd. Het grootste gevaar voor deze planten is vorst en uitdroging. Veel kruidachtige planten sterven daarom bovengronds helemaal af. Onder de grond, waar het gevaar van vorst en uitdroging veel kleiner is, blijven ze in leven. Sommige planten maken daarvoor ondergrondse wortelstokken of knollen, die ze in de zomer vullen met reservevoedsel voor het volgende jaar. Bekende voorbeelden zijn de gele lissen langs de slootkant, of het lelietje van dalen: in de winter verdwijnen ze helemaal, om in het voorjaar weer vanuit de wortelstokken terug te komen.

Lelietje van dalen

Bomen en struiken

Als je als vaste plant elk voorjaar opnieuw moet beginnen met groeien, word je nooit groter. Sommige meerjarige planten hebben daar iets op gevonden: bomen en struiken. Ze maken houtige stengels of stammen die boven de grond kunnen overleven, maar laten hun meest kwetsbare en verdampende delen, de bladeren, afvallen. Dat kan zonder problemen, omdat de groeiactiviteiten 's winters toch stilliggen. De knoppen voor het volgend jaar beschermen ze met stevige schubben of een laagje was.

 

Voor een boom zijn bladeren laat vallen haalt hij het waardevolle bladgroen, het chlorophyl, weer op. Dat pigment heeft hij het volgende jaar weer nodig om met zonlicht en koolzuurgas nieuwe voedingsstoffen maken en verder te groeien. Doordat chlorophyl wordt opgenomen raken herfstbladeren hun groene kleur kwijt. De kleuren die overblijven zijn van andere pigmenten, die eerst niet zichtbaar waren: anthocyaan (rood), caroteen (oranje) en xantofyl (geel).

 

Groenblijvende planten

Een klein aantal bomen en planten behoudt zijn groene kleur. Die planten beschermen zichzelf tegen vorst en uitdroging. Naaldbomen hebben bijvoorbeeld veel harsachtige stoffen die bevriezing voorkomen. Doordat de naalden bovendien een klein oppervlak hebben drogen ze niet gauw uit. Andere planten maken extra suikers aan, die werken als een soort antivries. Een mooi voorbeeld is de boerenkool, waarvan gezegd wordt dat hij pas lekker smaakt als het een beetje heeft gevroren! Weer andere planten beschermen zichzelf met waslaagjes of dichte haren. En wat dacht je van gewoon gras? Het stopt met groeien en maakt zich zo klein mogelijk. Vlak bij de grond is de verdamping minimaal en de kans op uitdroging maar klein.

Opmerking

Dit themaverhaal is gemaakt door een vrijwilliger van de Delftse Natuurwacht. Uiteraard doen wij altijd ons uiterste best om bij teksten of afbeeldingen de juiste bronvermelding te plaatsen. Wanneer u desondanks van mening bent dat ten onrechte een tekst of afbeelding is geplaatst, of de gewenste bronvermelding ontbreekt, neemt u dan alstublieft direct contact op met ons: vragen@natuurwacht.nl. We zullen dit dan zo snel mogelijk herstellen.

Meer themaverhalen

ontworpen door: Anna Sivera van der Sluis, gebouwd door: Frank Samwel