1 september 2014

Spinnen

Je wilt in bad stappen maar, acht ogen kijken doordringend naar je voeten. Een harige poot reikt naar voren en de enorme kaken schuiven bijna hoorbaar langs elkaar. Je schreeuwt: EEN SPIN!

Is de spin eng?

Door de 8 poten, door de vele ogen en de harige poten worden spinnen vaak als griezelig gezien, maar ze zijn heel klein en kwetsbaar. Spinnen kunnen wel bijten, maar in Nederland zijn geen giftige spinnen. Sommige spinnenbeten van Nederlandse spinnen zijn wel pijnlijk zoals die van de waterspin, maar niet dodelijk.

Waterspin

De beten van bv. de Zwarte Weduwe, de Australische Trechterspin, Vioolspin en de Braziliaanse Zwerfspin zijn wel giftig en kunnen soms zelf dodelijk zijn. Spinnen zullen enkel maar bijten als je ze oppakt of er per ongeluk in trapt.

Toch zijn vele mensen bang voor spinnen terwijl ze heel nuttig zijn. Ze eten mijten en muggen en kunnen zelf als biologische bestrijder van plaaginsecten worden gebruikt (dus in de landbouw gebruikt worden in plaats van gif) om vrouwelijke bladluizen op te eten.

Spinnen behoren tot de meest voorkomende dieren. Er komen in ons land meer dan 690 soorten voor en we treffen ze overal aan. Vooral in land- en tuinbouw worden zéér hoge dichtheden aan spinnen aangetroffen. Tot 50 spinnen per m2. Reken maar uit hoeveel dat erbij jouw in de tuin kunnen zijn!

De levensduur van de meeste inheemse soorten bedraagt meestal één jaar, maar er zijn bij ons ook soorten die 2 tot 3 jaar oud worden of anderen die slechts enkele maanden leven.

Taxonomie

Dieren en planten  zijn ingedeeld volgens een systeem. Dit heet taxonomie. De spinnen (orde Araneae) zijn samen met de schorpioenen en bijvoorbeeld  mijten en teken (orde Acari), hooiwagens (orde Opiliones) in de klasse Arachnidae geplaatst.

Spindraden en webben

De spindraden worden voor verschillende doeleinden aangemaakt:

  • het maken van een vangweb
  • het maken van seindraden
  • de bekleding van de schuilplaatsen
  • het vormen van een cocon rond de eieren
  • het omwikkelen van hun prooi
  • om zich te laten zakken
  • voor zweefdraden om te kunnen vliegen

Spindraad wordt gemaakt met de spinklieren. In de spinklieren wordt spinstof gemaakt, die via de spintepels naar buitenkomt. Deze vloeistof worden door de poten tot een draad getrokken, die in openlucht spoedig hard zal worden. Alle spinnen hebben spintepels en kunnen spinnen, maar niet alle spinnen maken webben.

Verschillende spinnen, andere webben

Jagende spinnen hebben geen web nodig om hun prooi te vangen, de vangspinnen wel. Jagende spinnen zijn vaak overdag actief naar prooien op zoek, zoals de springspinnen waaronder de Huiszebraspin of de wolfsspinnen. Andere soorten wachten af tot de prooi langskomt. Deze soorten kunnen zich goed verstoppen of verkleuren zelfs totdat ze dezelfde kleur hebben als de achtergrond. Renspinnen doen dit bijvoorbeeld.

Bij de vangspinnen zijn het meestal ook enkel en alleen maar de vrouwtjes die een web weven. De mannetjes bouwen geen webben meer zodra ze volwassen zijn, ze willen zich dan enkel nog maar voortplanten.

Sommige spinnen maken een 'web' rondom een schuilplaats zoals gaten in muren, schuttingen of in boomschors. Hangmatspinnen en trechterspinnen maken een mat van spinsel. Trechterspinnen zoals de gewone huisspin, leven in een hol. Zij leggen het spinsel in een min of meer driehoekige 'trechtervorm'. Hangmatpinnen leggen hun mat meestal in struiken of bomen en de spin zit aan de onderkant van de mat.

Een aantal spinnen maakt geen echt web, maar legt een aantal draden neer. Zo spinnen trilspinnen, zoals de grote trilspin, binnenshuis draden waarmee ze in ieder geval een hoop stof, maar soms ook muggen of andere spinnen vangen.

Vooral veel grote spinnensoorten maken 'echte' webben, 'wielwebben' genaamd. Strekspinnen maken bijvoorbeeld zo'n wielweb. Deze webben hebben in het midden een opening. Doorgaans bevindt de spin zich in deze opening. Voorbeelden hiervan zijn de Herfstspin en de Gewone strekspin.

Wielwebben

Ook de echte wielwebspinnen, zoals de Kruisspin en de Venstersectorspin, kunnen prachtige webben maken. Deze spinnen zitten niet in het web, maar er schuin boven verstopt. Ze hebben een speciale draad gesponnen om te kunnen voelen of het web beweegt.

Een wiel wordt gemaakt door spaken binnen een vierkant van twee sterke, min of meer horizontaal gespannen hoofddraden en twee dwarsdraden. Van het midden van het wiel naar buiten worden de spaken spiraalsgewijs verbonden door een niet klevende draad: de hulpspiraal. Deze wordt opgegeten en de spin maakt daarna een nauwe kleverige vangspiraal. Vanuit het niet klevende midden van het web naar de schuilplaats loopt de seindraad. Bij de Kruisspin is het web geheel rondom gesponnen. Bij de Venstersectorspin is in de hoek waar de seindraad heen loopt, een driehoekige.

Opmerking

Dit themaverhaal is gemaakt door een vrijwilliger van de Delftse Natuurwacht. Uiteraard doen wij altijd ons uiterste best om bij teksten of afbeeldingen de juiste bronvermelding te plaatsen. Wanneer u desondanks van mening bent dat ten onrechte een tekst of afbeelding is geplaatst, of de gewenste bronvermelding ontbreekt, neemt u dan alstublieft direct contact op met ons: vragen@natuurwacht.nl. We zullen dit dan zo snel mogelijk herstellen.

Meer themaverhalen

ontworpen door: Anna Sivera van der Sluis, gebouwd door: Frank Samwel